Een demonstratie is per definitie gericht op aandacht. In de afgelopen jaren is die zoektocht naar aandacht echter geëscaleerd naar het stelselmatig verstoren van de openbare orde. De discussie over wat nu wel en niet onder het demonstratierecht valt wordt doorlopend gevoerd in politiek en media. De VVD trekt nu een grens en stelt een nieuwe norm voor. Juist om het demonstratierecht toekomstbestendig te maken zijn aanpassingen nodig.
De beelden van vernielingen op de Universiteit van Amsterdam, van klimaatdemonstranten op de snelweg en het luchthaventerrein en de brandende asbest langs de weg laten weinig aan de verbeelding over. We zien dat demonstraties volledig uit de hand lopen. Alle middelen om het doel te bereiken, aandacht, lijken geoorloofd.
Als mensen namelijk in de zoektocht naar aandacht welbewust en consistent over de grenzen van de wet heen gaan, misbruiken zij het demonstratierecht om strafbare feiten te plegen en de rechtsorde te ondermijnen. Nog erger is het wanneer het demonstratierecht wordt misbruikt voor vernielingen, het spuien van haat en extremisme. Daarmee wordt dit zo belangrijke recht compleet uitgehold. Dan vind je de VVD lijnrecht tegenover je.
Vooropgesteld: het recht op betoging is een grondrecht. Dit grondrecht is uitgewerkt in de Wet Openbare Manifestaties. In deze wet worden drie gronden benoemd waarop een burgemeester een demonstratie kan verbieden of beperken; ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter voorkoming van wanordelijkheden. Een besluit van de burgemeester kan natuurlijk worden aangevochten bij een rechter. Dat gebeurt echter zelden tot nooit. De demonstraties waar ik hierboven over sprak zijn in vrijwel alle gevallen demonstraties die verboden zijn door de burgemeester, in ieder geval op die locatie. Vervolgens zetten de ‘demonstranten’ de voorgenomen actie toch door, waarna de politie moet komen opdraven om de orde te handhaven.
De inzet van de politie is buitenproportioneel en is niet uit te leggen. Niet aan de mannen en vrouwen van de politie, en niet aan de rest van de samenleving die het weer even zonder wijkagent moet doen. Bij de handhaving van deze demonstraties is de toename van agressie en geweld tegen politieagenten stuitend.
De overtredingen die begaan zijn tijdens de zogenaamde demonstratie zijn niet of nauwelijks te vervolgen. Bijvoorbeeld het blokkeren van een snelweg of het vernielen van een universiteitsgebouw zijn op zichzelf strafbaar, maar als dit allemaal plaatsvindt onder het mom van een demonstratie vervalt die strafbaarheid. Dit is ooit zo bedacht om de vrijheid van demonstreren te waarborgen, maar wordt inmiddels misbruikt om stelselmatig delicten te plegen.
Het debat over demonstratierecht is beladen. Voor een groot deel komt dat omdat het moeilijk los te zien is van de ideële doelen die nagestreefd worden. Al snel vervalt het debat in een strijd tussen voor- en tegenstanders van de meest recente uit de hand gelopen demonstratie. Ik hecht er aan om deze discussie en de voorstellen die ik doe nadrukkelijk los te koppelen van welke demonstratie en welk ideëel doel dan ook.
Het is hard nodig om met open vizier over het demonstratierecht te spreken. Het gaat namelijk om botsing van grondrechten, het kan niet zo zijn dat één grondrecht absoluut is.
Problemen
Wat de VVD betreft is het noodzakelijk om een onderscheid te maken tussen demonstraties en openbare orde verstoringen. Om die eerste categorie te kunnen beschermen moet de tweede worden aangepakt. Het gaat immers, zoals zo vaak, om een relatief kleine groep die het verpest voor de rest. Een stad als Den Haag kent ongeveer 2000 demonstraties per jaar, Amsterdam gaat daar nog iets over heen. Meer dan 98% verloopt gewoon rustig, binnen de kaders. Om dus geen draconische maatregelen te nemen waarbij de goeden onder de slechten leiden moeten we inzoomen op die relatief kleine groep die het demonstratierecht misbruikt. Binnen drie groepen zien we dat het demonstratierecht onterecht bescherming geeft: bij de boerenprotesten, de pro-Palestina demonstraties en de klimaatdemonstraties.
Wij constateren de volgende problemen:
- Een besluit van een burgemeester om een demonstratie te beperken of te verbieden kent geen enkel gewicht. Zo ongeveer elke blokkade van Extinction Rebellion is vóóraf door de burgemeester beperkt door een andere locatie aan te wijzen dan wel verboden, maar deze groep ‘demonstranten‘ laat zich hier niets aan gelegen.
- Het demonstratierecht is een vrijbrief voor het plegen van strafbare feiten. Een snelweg blokkeren ís strafbaar, maar als je dat doet in een demonstratie, die vooraf op die locatie is verboden, dan heeft dat geen enkele consequentie.
- Er is een enorme politiemacht nodig om een demonstratie die verboden is of beperkingen kent in goede banen te leiden. Een verzoek van de politie om te vertrekken wordt door een deel van de betogers stelselmatig en opzettelijk genegeerd.
- Het Openbaar Ministerie laat het afweten. Een besluit van de burgemeester wordt genegeerd, evenals een bevel van de politie, maar dit leidt niet tot strafrechtelijke opvolging.
- Demonstreren weegt zwaarder dan herdenken. Op basis van een EVRM-uitspraak moeten demonstranten zichtbaar en hoorbaar zijn voor diegene tegen wie ze ageren, terwijl stilte de kern is van herdenken.
- Anonimiteit voorkomt opvolging via Strafrecht. Trekkers zonder nummerplaat, met sjaals voor het gezicht de boel vernielen en vingertoppen afplakken om willens en wetens je identiteit achter te houden mag niet onder de bescherming van het demonstratierecht vallen.
- Demonstreren weegt zwaarder dan het eigendomsrecht. Zie de boerenprotesten op het eigen erf van minister Van der Wal en recent de rechterlijke uitspraak van een stalbezetting in Boxtel waaruit blijkt dat een groep die ongevraagd op je terrein staat bescherming geniet op basis van het demonstratierecht.
Voorstellen
Het is tijd om een norm te stellen. We maken een onderscheid tussen demonstraties die beschermd worden door de Wet Openbare Manifestaties (WOM) en strafbare verstoringen van de openbare orde. Om die tweede categorie te kunnen aanpakken is het noodzakelijk dat er meer handvatten komen. Het demonstratierecht moet worden beschermd door grenzen te stellen. Wat de VVD betreft is het tijd om de wet op openbare manifestaties beter te laten aansluiten bij de uitdagingen van deze tijd en dus voor het eerst sinds de invoering in 1988 te herzien. In het Tweede Kamerdebat van morgen (22-01-2025) zal ik hiertoe de volgende voorstellen doen:
- Het blokkeren of verstoren van de vitale infrastructuur wordt op zichzelf strafbaar.
Dat geldt voor het blokkeren van snelwegen, maar ook van sluizen of het binnendringen van vliegvelden.
- We halen deze delinquenten uit de anonimiteit.
Strakkere handhaving van de wet op de ID-plicht bij demonstraties die beperkingen kennen of verboden zijn, te beginnen met de aanwezigen die met gezichtsbedekking demonstreren. Hiervoor zetten we het bestaande middel van mobiele ID-registratie in.
- Vandalen gaan betalen.
Bij demonstraties die zijn verboden of waarvoor beperkingen gelden wordt mobiel cameratoezicht geplaatst zodat achteraf de schade kan worden verhaald op de daders. Als de daders niet in beeld zijn dan wordt de schade verhaald op de organisatie.
- Herdenken gaat voor demonstreren.
Een demonstratie bij een herdenking wordt een weigeringsgrond. Ook het verheerlijken van terrorisme of haatzaaien voegen we toe als weigeringsgrond voor een demonstratie.
Dit alles is nodig om het demonstratierecht te beschermen en te behouden. Het uitgekauwde argument van tegenstanders, dat elke aanpassing van het demonstratierecht een uitholling ervan is, wordt alleen maar gebruikt om de status quo te handhaven. Wij doorbreken nu die stilstand en stellen een nieuwe norm voor. Het is immers aan politici om te normeren. Ik haal de discussie hiermee uit het abstracte en vraag op deze vier voorstellen het standpunt van de overige fracties in de Tweede Kamer. Zodat het debat over demonstratierecht op de inhoud wordt gevoerd; om dit recht te beschermen is modernisering noodzakelijk.